Afdrukken op enveloppen
1
Klap de uitvoerbak op en neem alle afdrukmateriaal uit de invoerlade.
2
Schuif maximaal 15 enveloppen, met de kleppen boven rechts, langs de rechterzijde
van de invoerlade in de printer totdat de stapel niet meer verder kan.
3
Open de papiergeleider voor klein afdrukmateriaal door hem 90 graden naar rechts te
draaien van de start- naar de eindpositie.
4
Druk op de knop boven aan de papierbreedtegeleider en schuif de geleider naar rechts
totdat hij stopt tegen de rand van de enveloppen.
5
Druk op de invoerladevergrendeling en schuif de lade in totdat de papiergeleider voor
klein afdrukmateriaal tegen de rand van de enveloppen stopt.
6
Klap de uitvoerbak neer.
Als u één of slechts enkele enveloppen afdrukt, kunt u de handinvoer aan de voorkant
gebruiken. Zie
"Afdrukken met de handinvoer aan de voor-of achterkant"
.
Gebruik geen enveloppen met klemmetjes of vensters, enveloppen met dikke, onregelmatige
of gekrulde randen, glanzende of gegaufreerde enveloppen, of gekreukelde, gescheurde of
anderszins beschadigde enveloppen.
2
4
3
1
5
6
NLWW
4-19
7
Windows:
i
Open het printerstuurprogramma (zie
"Een document afdrukken"
).
ii
Klik op het tabblad
Papier/Kwaliteit
.
iii Selecteer een envelopformaat in de keuzelijst
Formaat is
.
iv Wijzig andere gewenste afdrukinstellingen en klik op
OK
.
v
Druk het bestand af.
Macintosh:
i
Klik achtereenvolgens op
Archief
en
Pagina-instelling
.
ii
Selecteer het envelopformaat.
iii Wijzig andere gewenste afdrukinstellingen en klik op
OK
of
.
4-20
NLWW